Roaring Rotterdam, Harmony, Magnificat
www.qobuz.com 19-06-2008
Michael Sebaoun

(originele tekst zie onder)

Volgens de Nederlandse componist Joep Franssens heeft het avant-gardisme van de 20e eeuw zich in essentie op het technische aspect van de muzikale compositie geconcentreerd; ‘Ik wist al lang, dat het de eigentijdse muziek ontbrak aan emotie en niet direkt genoeg was’, voegt hij eraan toe. Ondanks deze bewering reikt Joep Franssens een muziek aan, die niet erg shockeert, die zijn geloof in de mens illustreert en die sindsdien de naam ‘nieuwe spiritualiteit’ draagt. De drie werken op deze CD zijn geschreven aan het eind van de jaren 1990. Ze dragen het kenmerk van dat intense verlangen om te ‘communiceren’ Roaring Rotterdam, voor orkest, dat voor de eerste keer is opgenomen, roept duidelijk (de aanwezigheid van) John Adams op. Het werk, dat zo’n 15 minuten duurt, zet immense flamboyante en ernstige panelen naast elkaar. Moet je[hem verwijten, dat het orkest zich niet inhoudt (trombone, trompet)? Moet je hem de te levendige invloed van de beroemde Amerikaanse componist verwijten?
Het is eerder in de schatplichtigheid aan de Engelsman John Tavener (geboren in 1944), dat we de Harmonie der Sferen (1edeel) voor koor a cappella zouden plaatsen. Langzaam, verinnerlijking, en grote harmonieën zijn de gemeenschappelijke kenmerken van beide componisten. Een esthetiek, die we ook terugvinden in het Magnificat voor sopraan, koor en orkest, ook voor de eerste keer op CD gezet. Deze geeft een tekst van Fernando Peasso weer (die niet weergegeven is in het boekje), die ‘de natuur prijst, en de kracht van het zonlicht grijpt … en de nietigheid van de mens tegenover dergelijke natuurverschijnselen’. Het orkest, dat indrukwekkend en ernstig is, heeft de hoofdrol en symboliseert zonder twijfel kosmische krachten, terwijl het koor vluchtige verschijningen heeft, die de mens terugbrengen tot zijn precaire omstandigheden. Het slot van het werk, echter, lijkt de elementen met elkaar te verenigen.

De ‘nieuwe spiritualiteit’ van Joep Franssens, zal zonder enige twijfel voor sommigen synoniem zijn met decadentie; toch is het waarschijnlijk, dat Franssens, Tavener, maar ook Gorecki, Glass of Kilar, allen scheppers van een muziek met lange adem, die weldadig is, meer en meer de inspiratie van nieuwe componisten zullen voeden.

D’apres le compositeur néerlandais Joep Franssens, l’avant-gardisme du XXe siècle s’était concentré essentiellement sur l’aspect technique de la composition musicale ; « je savais depuis longtemps que la musique contemporaine manquait d’émotion et n’était pas suffisamment directe », ajoute-t-il. Fort de ce constat, Joep Franssens assume une musique qui n’est pas forcément choquante, qui illustre sa foi en l’homme, et qui prend désormais le nom de « nouvelle spiritualité ». Les trois œuvres enregistrées sur ce disque ont été écrites à la fin des années 1990. Elles portent la marque de ce désir intense de « communiquer ». Roaring Rotterdam, pour orchestre, gravé pour la première fois, évoque à l’évidence John Adams. D’une quinzaine de minutes, l’œuvre « juxtapose » de vastes panneaux flamboyants et graves. Faut-il reprocher l’absence de retenue de l’orchestre (trombone, trompette) ? Faut-il reprocher l’influence trop vive du célèbre compositeur américain ?

C’est plutôt dans la mouvance de l’Anglais John Tavener (né en 1944) que nous placerions Harmonie of the Spheres (première partie), pour chœur a cappella. Lenteur, intériorité, harmonies larges sont des traits communs aux deux compositeurs. Une esthétique que l’on retrouve dans le Magnificat, pour soprano, chœur et orchestre, enregistré aussi pour la première fois. Il illustre un texte de Fernando Pessoa (non reproduit dans la notice) qui « loue la nature, la force saisissante de la lumière solaire (…) et l’inanité de l’homme face à de tels phénomènes naturels ». L’orchestre, imposant, solennel, tient le premier rôle, symbolisant sans doute les forces cosmiques, tandis que le chœur fait de furtives apparitions, ramenant l’homme à sa condition précaire. La fin de l’œuvre, pourtant, semble réconcilier les éléments.

La « nouvelle spiritualité » de Joep Franssens, sans aucun doute, sera pour certains synonymes de décadence ; pourtant, il est probable que Franssens, Tavener, mais aussi Gorecki, Glass ou Kilar, créateurs d’une musique au souffle large et bienfaisant, irrigueront de manière de plus en plus fréquente l’inspiration des nouveaux compositeurs.