Bridge of Dawn (wereldpremière)
program note 25-11-2006
Huib Ramaer

25 november 2006, Grote Zaal 20.15 uur (serie De nieuwe weelde)
Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Steven Sloane
m.m.v. Colin Currie – slagwerk

Joep Franssens Bridge of Dawn (wereldpremière) (2004-2006)
1955

Michael Nyman gdm, Concert voor marimba en orkest (2006)
1944 (nieuw werk, Nederlandse première)

Sergej Prokofjev Symfonie nr. 5 in Bes op. 100 (1944)
1891-1953 – Andante

– Allegro marcato

– Adagio

– Allegro giocoso

Stel u heeft net een kind gebaard. Meteen is daar het contrapunt van een krijsend wezen, nog volkomen verbijsterd over het wisselbad van baarmoeder naar buitenlucht. Vreugde en uitputting strijden om de voorrang. Gelukkig arriveert er al snel een man in witte jas. ‘Dag mevrouw. Van harte gefeliciteerd. Ik ben de programmeur van het Nederlands Philharmonisch Orkest. Wij zullen de zorgen zolang op ons nemen, maar komt u straks gerust kijken hoe het met de kleine staat.’ De programmeur draagt het kind over aan de dirigent en het orkest. De moeder, lees de componist, kan na gedane arbeid tevreden achterover leunen. Althans dat denkt hij. Niets blijkt minder waar. Van alle kanten arriveren lieden met notitieblokjes. Een spervuur van vragen begint. ‘Waarom heeft u dit stuk gecomponeerd? U noemt het Bridge of Dawn, was Het Ravijn van de Toekomst niet een betere titel geweest?’ ‘Hoe verhoudt dit werk zich tot de rest van uw oeuvre?’. Alleen de klinkende muziek zelf kan dergelijke vragen beantwoorden. En ‘op het moment dat een stuk op papier staat, voel je je leeg.’, is de ervaring van Joep Franssens. Toch zitten mensen al voor er een noot geklonken heeft te popelen om informatie. Michael Nyman is de aasgieren voor. Op zijn website biedt Nyman meteen al voer voor musicologen en journalisten aan. Het is een aardig verhaal en een politiek statement, maar ook Nyman kan de betekenis van zijn werk, eerder slechts eenmaal uitgevoerd in Denemarken, er niet mee voorspellen. Prokofjev kon evenmin in de glazen bol kijken toen hij in 1944 van zijn Vijfde Symfonie was bevallen. Ons is het gegeven nu te ervaren hoe Prokofjevs symfonie zich los begint te zingen van de context van de roerige tijden waarin ze onstaan is.

Bridge of Dawn, een wereldpremière

‘Ik houd er van gelegenheidsstukken te componeren. Het ritueel van zo’n veertigste verjaardag van De Doelen, dat spreekt me erg aan, je krijgt dan het gevoel aan iets heel belangrijks bij te dragen.’, zegt Joep Franssens. De bezetting van zijn Bridge of Dawn is bourgondisch: een groot orkest met driedubbele bezetting van houtblazers, lekker veel van alles. Met het Nederlands Philharmonisch Orkest dat vanavond wordt geleid door Steven Sloane, had hij de afgelopen zomer al een positieve ervaring. ‘Tijdens de gesprekken met de chef-dirigent klikte het meteen. Yakov Kreizberg had duidelijk sympathie voor mijn muziek. In juni heeft hij met het Nederlands Philharmonisch Orkest drie keer mijn Sanctus uitgevoerd en opgenomen. Voor mij zijn die uitvoeringen van Kreizberg een document van blijvende waarde.’

De natuur en de stad

De natuur is een belangrijke inspiratiebron voor Joep Franssens. Een eerste gesprek wordt een paar uur uitgesteld voor een fikse wandeling langs de zee. Ruim een eeuw na het componeren van La Mer door Debussy vertelt Franssens opgefrist en uitgewaaid: ‘De natuur is een tijdloos fenomeen. Voor mij is de natuur een spirituele leermeester. Het is en blijft een tijdloze bron van inspiratie.’ Een stad als Rotterdam kan ook inspirerend zijn. Voor het publiek in De Doelen begon de ontdekkingsreis door het gestaag uitdijende landschap van Franssens met de wereldpremière van Roaring Rotterdam op 17 november 1997 door het Radio Filharmonisch Orkest. Toen de programmeur Kees Vlaardingerbroek hem vroeg deze ode te componeren aan bruisend Rotterdam, maakte Franssens een tocht met de rondvaartboot om de sfeer van de stad te proeven. Roaring Rotterdam werd op 18 oktober 2002 opnieuw uitgevoerd door het Rotterdams Philharmonisch, met de Young Philharmonic onder leiding van Jurjen Hempel. Franssens: ‘Met Kees Vlaardingerbroek (programmeur van De Doelen voor het aantreden van Neil Wallace) onderhoud ik al vanaf 1995 een bloeiende artistieke relatie.’ De feiten spreken voor zich. De monumentale koorcyclus Harmony of the Spheres ging hier bijvoorbeeld in première, aanvankelijk in delen. De complete cyclus, die nu ook wordt uitgevoerd in Duitsland en de Verenigde Staten, begon haar zegetocht in deze zaal (op 14 november 2002 met het Nederlands Kamerkoor onder leiding van Kaljuste). Ook deze première van Bridge of Dawn is nog de vrucht van de samenwerking met Vlaardingerbroek.

Franssens zoekt vaak een werkplek buiten de deur. ‘Een nieuw stuk in een nieuwe omgeving beginnen blijkt het beste. Wisselen helpt. Een buitenlandse reis kan ook heel prikkelend zijn. Zodra je in het vliegtuig zit, kom je los van jezelf en loskomen van jezelf is een belangrijk onderdeel van het creatieve proces.’ Hij weet zich verzekerd van een toenemend aantal fans in binnen- en buitenland. De koordirigent Peter Dijkstra leidde in augustus nog een uitvoering van Harmony of the Spheres op het Schleswig Holstein Festival in Duitsland. Dit najaar werd de cyclus ook uitgevoerd in de Verenigde Staten door het University of Michigan School of Music Chamber Choir, op de universiteit van Michigan en in San Antonio (Texas), ter gelegenheid van de inauguratie van de ‘National Collegiate Choral Organization’.

Een eeuwenoud fenomeen

‘Datgene wat je compromisloos aandacht geeft, komt boven drijven. Met Bridge of Dawn heb ik dat heel sterk ervaren. Ik begreep beter dan ooit dat ik er alleen uit zou komen door volkomen ondubbelzinnig bereid te zijn de prijs te betalen waar het stuk om vroeg. Eerst staat je voor ogen wat je wilt maken. Dan moet je prioriteiten stellen. Het stuk was een enorme bevalling. Voor veel vragen en problemen bleek het antwoord: geduld. Geduld is een schone zaak, maar ook noodzakelijk. Het is een kwestie van trouw zijn aan je eigen natuurlijke condities. De tijd en de energie investeren waar het stuk om vraagt, daar gaat het om.’

We komen te spreken over het merkwaardige contrast tussen de lange adem van de componist en de snelheid waarmee het orkest uiteindelijk het geduldwerk instudeert. ‘Ik kreeg de opdracht al in 2003. Eind 2004 stonden de grote lijnen op papier. Echter pas in de zomer van 2006 kreeg de muziek definitief haar beslag. Het is goed dat ik de opdracht zo vroeg kreeg, want dingen ontstaan door de tijd, doordat je de tijd de dingen laat doen. Zoals ook in de natuur de dingen nooit krampachtig gaan. Eb en vloed komen en gaan als de tijd ervoor rijp is.’

Orkestmusici hebben een veel sneller ritme. Voor het orkest geldt: een paar efficiënte repetities, dan moet de uitvoering staan. Franssens: ‘Musici zijn daarop getraind, het is hun manier en hun tempo van werken. Dat moet je respecteren.’ Met individuele musici kan hij soms wel langdurig aan een stuk werken, zoals met de pianist Ralph van Raat die op 17 maart 2004 Intimation of Spring van hem speelde. Het afscheid van de programmeur Kees Vlaardingerbroek werd door van Raat opgeluisterd met Franssens’ Winter Child.

Begin deze maand vroegen Utrechtse musicologen in spe Franssens het hemd van het lijf tijdens een gastcollege over Harmony of the Spheres. ‘Ik heb de studenten proberen duidelijk te maken dat het mij alleen ging om mijn persoonlijke idee over de harmonie der sferen. Het is mijn visie op een eeuwenoud fenomeen.’ Een dag later is Franssens getroffen door het volgende citaat: ‘De reden dat vroeger de musici zongen, speelden, experimenteerden en componeerden, was eenvoudig en alleen omdat ze er zin in hadden… Als Engelse musici leren, precies dat te doen – zuiver en alleen te componeren en te spelen omwille van de muziek zelf en niets anders, dan denk ik dat de muziek die in ons sluimert zal ontwaken.’ De regels zijn van de Engelsman Ralph Vaughan Williams (componist van onder meer The Lark ascending). Franssens ervaart de muziek van Vaughan Williams als ‘volkomen zuiver, puur en schoon.’

Joep Franssens gelooft in intuïtie, muziek is voor hem niet cognitief van aard. Het cognitieve in de muziek is als een woordenboek dat je af en toe eens raadpleegt. ‘Muziek is voor mij in eerste instantie een lichaamstaal, waarover inderdaad ook verbaal veel te zeggen is. Ik wil niet van tevoren voorgekauwd krijgen hoe ik moet componeren, maar altijd de vrije hand houden om mijn eigen persoonlijke signatuur onder een werk te zetten.’ Bij Bridge of Dawn vond hij enkele toepasselijke regels uit de middeleeuwen geschreven door de ‘Sibille van de Rijn’ Hildegard von Bingen:

Werp een blik naar de zon (Glance at the sun)

Zie de maan en de sterren (See the moon and the stars)

Aanschouw de schoonheid van het groen op aarde

(Gaze at the beauty of earth’s greenings)

En denk na.

In het vervolg op Bridge of Dawn zal Franssens teksten van de visionaire, schrijvende en componerende kloosterlinge Von Bingen aan een koor toevertrouwen. Met de première van vandaag klinkt het instrumentale begin van een drieluik in wording.

Michael Nyman’s gdm is een concert voor solo-marimba en een begeleidend ensemble, veel kleiner dan het orkest in de première van Franssens. Behalve strijkinstrumenten, bevat het altfluit, piccolo, hoorns en basklarinetten.

De première vond op 3 augustus plaats in de Tivoli zaal in Kopenhagen. De slagwerker Colin Currie speelde daar met het Tivoli Symfonie Orkest onder leiding van Hanna Lintu. Er is hier een bus in het spel en dat was al eerder het geval in het oeuvre van Nyman. In zijn jeugd verzamelde Nyman als een bezetene de verlokkende rechthoekige stukjes ‘gekleurd suikerpapier’ waarmee je een busrit kon maken. Er stond een serie nummer op de kaartjes, het nummer van de bus en vakjes voor ponsgaatjes. Hoe meer gaatjes, hoe langer de rit, hoe hoger de prijs die er op werd gestempeld. Nymans bezetenheid kende geen grenzen. Stiekem liet hij op zondagochtend zijn lessen Hebreeuws schieten voor expedities naar de verre uithoeken van het London Transport Network, een ‘Red Rover ticket’ in de hand. Eenmaal weer thuis gekomen bij zijn bezorgde ouders, verrijkte hij zijn verzameling buskaartjes trots met ontbrekende nummers.

Veel later leidde deze bescheiden jeugdzonde tot een opera. Slenterend door Düsseldorf, de tijd dodend voor een concert, stuitte Nyman in januari 2001 op een expositie over de kunstenaar Kurt Schwitters, befaamd om zijn collages vervaardigd van afval, krantenknipsels en reclame-uitingen. Buskaartjes ontbreken daarin niet. In Schwitters’ collages uit 1919 trof Nyman hem onbekende bustickets uit Hannover aan en op de Engelse collages uit 1944 herkende hij de buskaartjes uit zijn Londense jeugd. De ontdekking dat hij deze belangstelling met Schwitters deelde, bracht Nyman op het idee voor de opera Man and Boy: Dada. Daarin laat de librettist Michael Hastings de kunstenaar Schwitters en de dertienjarige Michael wedijveren in het verzamelen van buskaartjes. Michael neemt Schwitters trots mee naar huis op de thee. De excentrieke dichter en kunstenaar maakt tedere gevoelens los bij Michaels moeder en zo dragen de buskaartjes ook emotionele stof aan voor de opera.

Voor dit concert voor marimba en orkest zijn niet de kaartjes maar de bussen zelf de aanleiding. Net als de Londense taxi’s zijn de rode Routemaster dubbeldekkers geliefde iconen van de stad. In 2004 werd de vijftigste verjaardag van de Routemaster dan ook groots gevierd in Finsbury Park. De Londense burgemeester Ken Livingstone beweerde toen stellig dat alleen een “afgrijselijk ontaarde idioot” het in zijn hoofd zou halen de edele Routemaster bussen op te doeken. Dezelfde Ken Livingstone bewees zich in 2005 als “afgrijselijk ontaarde idioot” door de rode bussen met pensioen te sturen, tot grote verontwaardiging van de bevolking. De journalist Dean Godson gaf tegengas met het pamflet ‘Replacing the Routemaster: How to Undo Ken Livingstone’s Destruction of London’s Best Ever Bus’. Nyman reageerde zijn woede af op de marimba in ‘gdm’, een afkorting van ‘ghastly dehumanised moron’ (afgrijselijk ontaarde idioot), Livingstones eigen woorden.

De verklanking van de politieke boodschap begint in de marimba die riffs aandraagt met minimale begeleiding. Geleidelijk worden de figuren overgenomen door de andere spelers, terwijl de marimba zijn eigen weg gaat en passages vaak afrondt met snelle noten. Alles is opgehangen aan de acht busroutes waar Nyman als Routemaster-verslaafde gebruik van maakte. De eerste rit van de marimba is de ‘route 38′, een buslijn waar Nyman al zijn hele leven in stapt. Daarna volgen drie bussen die Islington doorkruisen, de wijk waar Nyman tegenwoordig woont. Tenslotte bestuurt de marimba vijf bussen uit de Ladbroke Grove waar Nyman van 1970 tot 1996 woonde. Dramatisch hoogtepunt is de vierde rit in e-klein waarin de marimba fel in discussie treedt met burgemeester Livingstone. De andere delen bezingen de Routemaster in majeur.

Van Michael Nyman speelde het Nederlands Blazers Ensemble in De Doelen The Self Laudatory Hymn of Inanna and her Omnipotence op 25 januari 1999. Eerder werd hier zijn Concerto voor trombone en orkest uitgevoerd op 15 oktober 1998. Nyman werd bekend door zijn samenwerking met de cineast Peter Greenaway. Zijn muziek voor de film ‘The Piano’ betekende een doorbraak naar het grote publiek.

Als vele componisten raakte Nyman begin jaren zestig in een impasse. Hij besloot te stoppen met componeren en zich aan de muziekwetenschap te wijden. Als eerste gebruikte Nyman de term ‘minimal music’ in een recensie over muziek van Cornelius Cardew, de Amerikaan die zich liet inspireren door de Indonesische gamelan. In zijn boek Experimental music: Cage and Beyond werkte Nyman zijn definitie van minimalisme verder uit. Het werk Come Out van Steve Reich had Nyman ondertussen geïnspireerd het componeren weer op te pakken. Hij wist zich vervolgens te ontwikkelen tot een van de meest succesvolle leveranciers van toegankelijke nieuwe muziek van deze tijd. Joep Franssens is omwille van de toegankelijkheid van zijn werk door musicologen ingedeeld bij ‘Nieuwe spirituelen’, waar ook componisten als Arvo Pärt toe worden gerekend. Tegenwoordig kunnen zowel het werk van Nyman als de composities van Franssens het gemakkelijk zonder een dergelijke etikettering stellen. Beiden slagen erin een band op te bouwen met het publiek.

Sergej Prokofjev werd als ‘artistiek arbeider’ op 8 augustus 1941 met zijn tweede vrouw Mira Mendelson door de Sovjets gedeporteerd naar het oosten. Samen met andere kunstenaars werden ze zo buiten schot gehouden van de oprukkende Duitse legers. Eerst kwam Prokofjev in Naltsjik terecht, bovenin de Kaukakus. In een krappe hotelkamer ontstond een deel van de opera Oorlog en Vrede. Toen Naltsjik niet meer veilig was, ging het verder naar Tbilisi in Georgië. De opera Oorlog en Vrede werd er voltooid en de overdonderende Zevende Pianosonate vloeide er uit zijn pen. In het jaar waarin het laatste werk in 1943 ten doop werd gehouden door de pianist Sviatoslav Richter belandden Prokofjev en zijn vrouw in Perm. Eind 1943 kwamen ze terug in Moskou. Op 13 januari 1945 leidde Prokofjev er de première van zijn Vijfde Symfonie in de grote zaal van het conservatorium. Hij omschrijft het werk als het ‘grotere canvas’ waar de gebeurtenissen om vroegen. Al jarenlang had Prokofjev de thema’s verzameld in een notitieblokje. Het verklaart hoe hij het werk in de zomer van 1944 in een enkele maand kon voltooien. Het kostte hem nog een maand de symfonie te orkestreren. Intussen schreef Prokofjev ook de filmmuziek voor Ivan de Verschrikkelijke van de cineast Eisenstein. ‘De Vijfde Symfonie was een zeer belangrijk werk voor mij’, blikte Prokofjev later terug, ‘Ze markeerde mijn terugkeer naar de symfonische vorm, na een lange [symfonische] pauze.’ Achteraf beschouwde Prokofjev zijn Vijfde als een belangrijke top in zijn oeuvre, de rijpe vrucht van een lange tijd.

Huib Ramaer