Nederlandse muziekdagen worden beter
De Telegraaf 16-12-1991
Roeland Hazendonk

Nederlandse muziekdagen worden beter

De Nederlandse Muziekdagen zitten er weer op en hoewel dat bij eerdere afleveringen wel anders was, kan men ze dit jaar redelijk succesvol noemen. De publieke belangstelling dit weekeinde in het Utrechtse Muziekcentrum Vredenburg viel niet tegen en de drie orkest-concerten waren aardig geprogrammeerd. Over de waarde van Jan Brandts Buys’ Pianoconcert in F valt te twisten, maar Matthijs Vermeulens Tweede, en Rudolf Eschers Eerste symphonie behoren tot de betere werken die er in deze eeuw in Nederland werden geschreven. Deze drie stukken vormden het programma dat het Radio Symfonie Orkest onder leiding van Lucas Vis gistermiddag speelde.

Vrijdag en zaterdag traden de andere omroeporkesten aan. Hoogtepunten in die beide programma’s waren Ton de Leeuws pianoconcert Danses Sacrées (1990), Joep Franssens’ Phasing (1985) en Peter-Jan Wagemans’ Klang (1987). Ton de Leeuw behoort al een generatie lang tot de vooraanstaande Nederlandse componisten en zijn pianoconcert illustreert waarom. De muziek van De Leeuws leermeester Messiaen heeft er zijn sporen in achtergelaten, maar in de heldere, bijna objectieve kwaliteit van deze onnadrukkelijke, beheerst en vanzelfsprekend vormgegeven, muziek klinkt de invloed van Debussy even sterk door.

Schoonheid

De Leeuws muziek is van een grote melodische schoonheid, de schijnbaar losse ideeën rijgen zich op een natuurlijke manier aaneen en de knappe dosering in de opbouw van het werk verraadt een grote persoonlijkheid en een meesterhand. De componist beperkt zich tot de essentiële noten, het klankbeeld is transparant, maar de licht extatische ondertoon van het werk gaat niet ten onder in een afstandelijke sfeer. Dit pianoconcert is een warm stuk, dat steeds mooier lijkt te worden. De uiterst dankbare solopartij werd trefzeker en fraai ingekleurd gespeeld door David Kuijken en dirigent Ed Spanjaard leverde met het Radio Kamerorkest een prima begeleiding.

Veel openlijker extatisch, even persoonlijk, maar eerder refererend aan Wagners Liebestod dan aan de muziek van Debussy is Joep Franssens’ Phasing. Dit werk voor zestien vrouwenstemmen en kamerorkest geeft treffend de sfeer weer van een gedicht van Fernando Pessoa dat in indringend simpele bewoordingen het ongrijpbare van de schoonheidservaring weergeeft. Ongrijpbaar rakend, uit heel eenvoudige middelen opgetrokken en toch zeer emotioneel geladen is ook Phasing. De titel verwijst naar de inderdaad – knap uitgewerkte – geleidelijke klankkleurveranderingen en zeker zo sterk werkt de over een zeer lange periode stijgende tendens van de muziek. De beheersing waarmee Franssens dat gestalte geeft, is bewonderenswaardig. Eén enkel majeurakkoord, bereikt na vele minuten, of één enkele rust in de slotmaten van het stuk, krijgen een geweldige lading en over dat soort zaken gaat écht componeren. Phasing is een bijzonder stuk waarin de componist er op intrigerende wijze in slaagt met weinig materiaal een grote spanningsboog op te bouwen.