Het nieuwe geloof
Luister 06-02-2004
Paul Janssen


Het nieuwe geloof, Nieuwe Eenvoud, Nieuwe Spiritualiteit, Nieuwe Religiositeit. Verschillende namen circuleren voor de eenvoudig te volgen en emotioneel geladen muziek die verguisd én omarmd wordt. Gaat het om een historische correctie op het modernisme, het begin van een nieuw tijdperk of een tijdelijke dwaling van enkele componisten?

PAUL JANSSEN

Laten we eerst eens met zevenmijlslaarzen door de muziekhistorie wandelen. In de veertiende eeuw was het eenstemmige gregoriaans gezang uitgegroeid tot door elkaar dansende stemmen, bijeengehouden door complexe ritmische verhoudingen. De Ars Nova van Guillaume de Machaut en Gilles Binchois was voor niet-ingewijden erg lastig te volgen. Prompt kwam er een wereldlijke stroming op gang met vrij simpele (volks)liedjes. In de zestiende eeuw wisten Josquin Desprez en consorten de wereld te verbazen met ongekende meerstemmige constructies. De `Nederlandse school’ veroverde de wereld. Als reactie daarop predikte de Florentijnse Camerata met Claudio Monteverdi als belangrijkste spreekbuis de terugkeer naar de eenvoud. En weer won de drang naar complexiteit. Toen in de vroege achttiende eeuw het barokke contrapunt op zijn hoogtepunt was en Johann Sebastian Bach werd gezien als het summum van de intellectuele muziek, kwam er een tegenbeweging op gang die eenvoud en emotie in de muziek weer tot het hoogste goed bombardeerde. De voorwaarden voor het classicisme van Haydn en Mozart waren geschapen. Of de mens is hardleers, of de ‘Ewige Wiederkehr des Gleichen’ is onvermijdelijk, want in de twintigste eeuw gebeurde precies hetzelfde. De muziek werd steeds complexer en na de Tweede Wereldoorlog predikte men zelfs een complete breuk met de traditie. Het integraal serialisme zag kunst als wetenschap en moest elke emotie, elk menselijk ingrijpen uit de muziek bannen. Het werkte niet en de zoektocht naar emotionelere uitdrukkingsmiddelen werd hervat. De belangrijkste signalen van een eenvoudiger, emotionelere muziek kwamen in de jaren ‘ 80 uit Oost-Europa. Arvo Pärt was één van de eerste componisten die ook in het Westen doordrong met zijn simpele, welluidende muziek. De grondtoon keerde glorieus terug, de drieklank mocht weer. Dat bleek in de vroege jaren ’90. toen zo’n andere bekeerling een ongekend succes bereikte met zijn Symfonie nr.3. Deze Symfonie der klaagzangen van de Poolse Henryk Gorécki bracht de Nieuwe Eenvoud onder het grote publiek en zette de beweging op de kaart. Toch blijft de vraag of het geholpen heeft. De aversie van vele componisten, ensembleleiders, programmeurs en dirigenten die opgroeiden met het modernisme is nog steeds groot en het grote publiek heeft nog steeds een enorm wantrouwen jegens alles dat hedendaagse `serieuze’ muziek is. ECM, het label dat tegenwoordig onderdak heeft bij Universal en sinds jaar en dag veel muziek uitbrengt die tot de Nieuwe Eenvoud gerekend kan worden, heeft volgens Paul Popma van Universal geen echte kaskrakers in huis. “De werken van Pärt lopen goed, maar het is niet echt een commercieel succes.” De schitterende monochromie van de cd-frontjes en de zweem van esoterie die de cd’s uitstralen, geven het product een moderne uitstraling. En dat is verdacht. Er moet nog veel worden overwonnen. “Het wantrouwen tegen alles wat nieuwe muziek is zit diep bij de gemiddelde muziekliefhebber zegt ook Kees Vlaardingerbroek van de Rotterdamse Doelen en één van de weinige programmeurs die ook zelf actie ondernemen om deze muziek op de kaart te zetten. “Dat merken wij zelfs als werken van Reich. Pärt of Franssens op het programma hebben staan.

Nieuwe Spiritualiteit

Joep Franssens. De Nederlandse componist wordt vaak in één adem genoemd met de OostEuropese vertegenwoordigers van de Nieuwe Eenvoud als Pärt, Kancheli, Tuur, Vasks en Gorécki. Net als Aaron Jay Kernis in de Verenigde Staten. Hebben we hier echt te maken met een wereldwijde stroming die zijn beste tijd nog moet beleven?

“Noem het bij gebrek aan een betere term maar Nieuwe Spiritualiteit”, zei Franssens al in 1997 in één van zijn zeldzame interviews over zijn muziek. Ook Michael van Eekeren, initiator en artistiek leider van het Festival Nieuwe Spirituele Muziek dat in 1999 gehouden werd, spreekt over een beweging. “Ik heb het bewust zo neergezet tijdens het festival”, zegt hij. “Ook om een tegenwicht te bieden aan de redenatie van veel Nederlandse muziekpausen dat deze muziek commercieel en dus niet goed is. Dat is voor mij nooit een probleem geweest. Ik vind dat Ligeti mooie muziek schrijft en ik vind veel werken van Pärt erg goed.

“Ik ben niet zo geïnteresseerd in stromingen”, zegt Vlaardingerbroek op zijn beurt. “Het gaat mij te ver om mensen als Franssens, Pärt en Kancheli op één hoop te gooien. Wel is er onder deze componisten een hele sterke behoefte om aan te sluiten bij de traditie. Dat willen wij als grote concertzaal, die uiteindelijk toch draait om de klassiek-romantische traditie, serieus nemen. Als programmeur wil ik bepaalde bewegingen niet a-priori taboe verklaren.”

Voor Van Eekeren zijn er duidelijk tekenen die een grotere beweging typeren. “Pärt is de grondlegger. Hij heeft goed geluisterd naar de minimalisten in de Verenigde Staten. Dat is nog altijd afstandelijke muziek. Pärt heeft de Oost-Europese mystiek eraan toegevoegd. Iemand als Franssens heeft daar weer invloeden uit de popmuziek bij betrokken en er zijn eigen draai aan gegeven. Diverse componisten dragen zo hun steentje bij aan eenzelfde grondgedachte. Deze mensen zijn niet bezig iets nieuws te ontdekken. Ze willen de mens en de menselijke gevoelens bevestigen. Het vooruitgangsdenken van het modernisme is hiermee afgesloten. Het festival had ook niet voor niets de ondertitel Requiem voor een millennium. Er zijn bijna geen kunstenaars meer als zodanig bezig met het modernisme. Men zegt wat men te zeggen heeft en heeft daarbij keuze uit vele mogelijke talen.”

Blijvende waarde

Ook voor Kees Vlaardingerbroek is de historische golfbeweging duidelijk. “Het modernisme was een logische reactie na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Een vastgrijpen aan een verstandelijke wereld. Alles wat klonk naar retoriek en romantiek werd geassocieerd met de nazi’s en was dus taboe. Het is een vorm van het kind met het badwater weggooien. Daarom vind ik het heerlijk dat we nu af zijn van de vernieuwing om de vernieuwing. Natuurlijk staat daar tegenover dat zo’n reactie ook weer kan leiden tot suffig quasi-emotioneel navelstaren. Zo is er nog geen stuk van John Tavener geweest dat mij heeft kunnen ontroeren. Het is een soort nieuwe kleren van de keizer. Ik denk ook dat het met deze zogenaamde Nieuwe Eenvoud gaat zoals met elke ontwikkeling. Een klein aantal componisten komt tot blijvende muziek. Verder is er een ongelooflijke hoeveelheid meelopers. Dat hebben we ook bij het modernisme meegemaakt; mensen die vanuit een opportunistische levenshouding een kunstje nadoen, het zit nu eenmaal ingebakken in de cultuur. Daarom geloof ik ook meer in de individuele componist dan in stromingen. Een stroming bestaat doorgaans voornamelijk uit epigonen.”

Bekeerling

De blijvende waarde van de Nieuwe Spiritualiteit is de spirituele waarde, het onbenoembare in de muziek, vindt Vlaardingerbroek. “Dergelijke ongrijpbare elementen hebben door componisten als Pärt, Kancheli, Vasks en Franssens nieuwe betekenis gekregen. Dat de communicatie met de luisteraar voor deze componisten zoveel belangrijker is dan voor de modernisten, juich ik van harte toe.”

Dat deze hernieuwde nadruk op emotionaliteit bij ieder mens onbekende krachten en gevoelens kan losmaken, ondervond Michael van Eekeren aan den lijve. Na het festival maakte hij nog een documentaire over nieuwe spirituele muziek (Het derde oor), maar het plan om een boek te schrijven over deze beweging ging voorlopig de koelkast in. “De behoefte om zelf iets te scheppen werd onder invloed van deze muziek zo groot, dat ik een roman ben gaan schrijven met het definitieve einde van het modernisme als onderliggend thema. Het festival is een keerpunt in mijn ontwikkeling geweest. Vooral omdat ik steeds meer ben gaan nadenken over de ideologie van het modernisme. Door het festival ben ik een echte antimodernist, een echte bekeerling geworden. En dat zijn de ergsten. Met iemand als Boulez heb ik helemaal niets meer. En hoewel ik Ligeti tot het beste reken wat de twintigste eeuw heeft voortgebracht denk ik nu zelfs bij hem wel eens: wat een moeilijk gedoe. Het kan niet de bedoeling zijn dat iemand ontzettend zijn best moet doen om kunst te begrijpen. Kunst is er om mensen te raken, mee te nemen, te ontroeren.